Een wonderlijke botanische reis langs het leven van planten in een Haagse wijk
Tot 1850 was de plek waar later de Schilderswijk zou verrijzen een veenweidegebied, en omvatte een deel van de Zusterpolder en de Noordpolder. Van oorsprong was de Noordpolder onderdeel van de gemeente Rijswijk en grensde aan de zuidkant aan Den Haag. In 1901 werd de Noordpolder door Den Haag geannexeerd. In 1874 werd aan de Hoefkade – een verbastering van de kade langs het Hofland – begonnen met de bouw van arbeiderswoningen door de Vereniging tot Verbetering der Woningen van de Arbeidende Klasse te ’s-Gravenhage. Na het uitbreken van de aardappelziekte en de misoogst van rogge in de periode van 1845 tot 1847 waren de binnensteden volgelopen met economische vluchtelingen uit Friesland en Groningen, die onder erbarmelijke omstandigheden in sloppen in de binnenstad woonden. Onder hen was ook mijn overgrootmoeder die samen met haar ouders in een zijstraatje van de Spuistraat woonde. Via Amsterdam waren zij gevlucht uit Friesland, hopend op een betere toekomst in Den Haag. Die betere toekomst komt wanneer zij hun intrek kunnen nemen in één van de arbeiderswoningen, die tussen 1874 en 1890 langs de Hoefkade werden gebouwd. Veel van de huisjes die in die tijd verrijzen hebben een tuintje waar de bewoners groenten kunnen verbouwen. De huizen zijn voor de standaard van de
tijd vrij ruim. Vaak zijn er drie slaapkamers, één voor de ouders, en de twee kamers voor dochters en de zonen van de families. Vanaf 1900 intensiveert de bouw van huizen onder druk van het toenemend aantal arbeiders die door de industriële revolutie naar de stad verhuizen. Er wordt niet langer gebouwd uit ideële overwegingen, maar om geld te verdienen. De zogenoemde speculatiebouw, met zijn portiekwoningen die dicht op elkaar stonden en slecht waren gebouwd veranderen het karakter van de wijk aanzienlijk. De uit ideële overwegingen gebouwde arbeiderswoningen verdwenen daarmee tussen de goedkope portiekwoningen en de wijk verandert van een groene oase aan de rand van de stad in een sterk versteende wijk met weinig groen; aan parken was immers geen geld te verdienen.
Dit leidde ertoe dat de middenklasse uit de wijk wegtrok op zoek naar betere oorden. In de jaren 30 van de vorige eeuw ontstond er daarom veel leegstand in de wijk. Na de Tweede Wereldoorlog stroomt de wijk vanwege de woningnood weer vol. Er vestigen zich voornamelijk arme gezinnen. In de loop van de jaren ontkoppelt de wijk zich meer en meer van de rest van de stad. De bewoners rekenen vooral op elkaar voor steun en hulp. Het wantrouwen in de overheid neemt toe. In de jaren 60 krijgt de wijk voor het eerst het predicaat ‘probleemwijk’ als de VPRO een documentaire over de wijk maakt die de armoede, de criminaliteit en de prostitutie voor een groot publiek over het voetlicht brengt. In de jaren 70 wordt besloten de wijk grondig onder handen te nemen. Verouderde huizen worden gesloopt en de sociale structuur van de wijk verandert wederom grondig. Vandaag de dag bestaat de wijk waarin ik een klein arbeidershuisje huur voor ruim 90 procent uit Nederlanders met een allochtone achtergrond.
Over de ecologie van de wijk is in de periode vanaf 1850 niets bekend. Het is voor de hand liggend dat het aantal soorten in de wijk sterk achteruit is gegaan; het ontbreken van water en open ruimtes en de toenemende druk op het weinige groen dat er nog in de wijk over is, heeft de natuur weinig goed gedaan. Toch zijn er ook lichtpuntjes. Marokkaanse munt heeft uit tuinen weten te ontsnappen, rondom de Turkse supermarkten tiert de selderij welig en via tramlijn 1 weten duinplanten als slangekruid en de zeldzame kegelsilene de wijk te bereiken.
Op sommige plekken vindt de huismus een goed heenkomen en in de winter wervelen grote groepen spreeuwen in wonderlijke patronen boven de wijk, van tijd tot tijd opgejaagd door een sperwer en voor mijn huis fladdert in de avond een paar dwergvleermuizen op zoek naar een hapje. Vier jaar geleden begon ik, in dit botanische verdomhoekje van Den Haag met het zoeken naar planten. Ik deed dit uit nieuwsgierigheid, uit de behoefte te ontdekken wat er groeit, maar vooral om mensen bewust te maken van het feit dat de meest alledaagse planten meer bijzonderheden met zich mee dragen dan je op het eerste gezicht zou vermoeden.