Nederlandse naam: Gewone eikvaren, Latijnse naam: Polypodium vulgare, vindplaats: houtzagerssingel 13 05 2016
gewone en breede, eikvaren, Polypodium interjectum en P. envulgare,
De twee soorten zijn allen microscopisch van elkaar te onderscheiden, vandaar dat ik ze beide noem.
Zijn onze equivalent van de bromelia, als een van de weinige planten in Nederland, buiten de mossen natuurlijk, voelen ze zich prima thuis in de toppen van bomen, voornamelijk eiken vandaar ook hun naam.
Als je omhoog kijkt kan je ze in oude eiken in de bemoste blad oksels zien zitten, maar ook op vochtige plekken aan de voet van bomen of kademuren heeft hij zijn plekje gevonden.
In de Schlderswijk kom je hem vooral op kademuren tegen maar een lekke regenpijp kan de zelfde omstandigheden creëren als een boomstam waarlangs water loopt.
De gewone eikvaren woord in verschillende historische bronnen genoemd gek genoeg kan ik er niet in vinden waar de eikenblad varen voor werd gebruikt, wel dat de wortel zoet smaakt, vandaar dat hij in Friesland engelzoet genoemd word.
Eikenvarens zijn sporen planten, en kennen geen bloei.
De sporen worden gevormd in smalle lijnen op de onderzijde van het blad, wat er vervolgens gebeurd is niet wat je zou verwachten de sporen die zich op de wind verspreiden, vormen, als ze op een gunstige plek landen, een bladachtige structuur die wel wat weg heeft van levermos, en dat de gametophyte genoemd word.
Eigenlijk vervult de gametophyte, de zelfde functie als de bloem van een plant, en heeft een mannelijk en vrouwelijk deel, het vrouwelijke deel blijft op zijn plek terwijl het mannelijke deel openbarst en zijn stuifmeelachtige bolletjes weer op de wind laat mee voeren.
Als het mee zit worden de mannelijke cellen door de wind naar een andere gametophyte gedragen waar vervolgens de bevruchting plaats vind, die uiteindelijk lijd tot de geboorte van een nieuwe varen