Nederlandse naam: Winterpostelein, Latijnse naam: Claytonia perfoliata, vindplaats: Van Osstraat 06 04 2017
Winterpostelein, Claytonia perfoliata, is een plantje dat je maar een keer gezien hoeft te hebben, om hem te herkennen, de ruitvormige blaadjes met hun lange steel liggen wat hulpeloos op de grond.
Dit in tegenstelling tot de bloemstengels, die fier rechtopstaand, hun kleine witte bloempjes, op een schotelvormig blad aan de wereld presenteren.
Winterpostelein komt van oorsprong uit Noord-Amerika en werd daar door verschillende inheemse volkeren gegeten, ook de europeese pelsjagers die diep het achterland in trokken om op bevers en andere pelsdieren te jagen aten het plantje, dat, doordat het rijk is aan vitamine c goed helpt tegen scheurbuik.
De plant is naar Europa gehaald als surrogaat voor Postelein, Portulaca oleracea, die vanwege zijn vorstgevoeligheid moeilijker in noord-Europa te verbouwen is.
Inmiddels is Winterpostelein door vrijwel geheel Nederland verwilderd, maar hij gedijd het best langs de kust, op stikstof rijke zandgronden.
Om zijn zaden te verspreiden, bedient de plant zich van een trucje, dat wel bij meer vertegenwoordigers van de plantenwereld bekend is, het zogenaamde mierenbroodje.
Het mierenbroodje is een kleine uitstulping aan het zaadje waarin zich koolhydraten en oliën bevinden, waarmee een vijftiental mierensoorten hun larven voeden.
De mieren verzamelen de zaadjes met het mieren broodje, en helpen op die manier de plant zijn zaden te verspreiden.
De kans om hem in de schilderswijk tegen te komen is het groots in zanderige boomspiegels, in het voorjaar kan je hem op sommige plekken massaal zien opkomen, om na een paar weken weer te verdwijnen, kleine hoopjes geel en roze gekleurd, verdroogde stengels, achterlaten.